Hoogmoed, pure hoogmoed was het. En hoogmoed doet je wel eens van een besneeuwde berg donderen.
De zoektocht naar een nieuwe Nobelprijswinnaar bracht me bij Yasunari Kawabata. Die heeft nogal wat boeken geschreven, maar wikipedia kon me vertellen dat Sneeuwval met zijn 146 pagina’s algemeen als zijn meesterwerk wordt beschouwd. Na de 600+ bladzijden van De Buddenbrooks zou ik dit boekje op een week uit hebben. Tot zover de hoogmoed. Sneeuwval lezen vergelijken met het eindeloos de berg op rollen van een rotsblok gaat wat ver, maar het heeft me verrekt energie gekost om dit niemanddalletje uit te lezen.
Sneeuwland gaat over Shimamura, een bemiddelde getrouwde man die een verhouding heeft met de geisha Komako, maar achter haar rug naar Yoko (een verwante van Komako) lonkt. De doodzieke man van Komako vormt de andere punt van de dubbele driehoeksverhouding (heb ik vooral van de achterflap begrepen). Het boek speelt zich af in een Japans bergdorp ergens tussen de twee wereldoorlogen. Het dorp trekt rijke toeristen aan door zijn warmwaterbronnen en besneeuwde bergflanken waar je op skiën kan. Shimamura ontdekt Yoko op de trein onderweg naar het dorp (maar wisselt er geen woord mee) en ontmoet vervolgens de geisha Komako. Komako wordt verliefd op Shimamura die er alle moeite mee heeft om die liefde op gepaste wijze te beantwoorden.
Kawabata schrijft erg hermetisch. Anderen zullen zijn schrijfstijl “poëtisch” noemen. Ik kreeg in elk geval nauwelijks een hele bladzijde per keer gelezen. Het verhaal, dat ook al niet veel om het lijf heeft, wordt erg gecondenseerd beschreven zodat je eerder naar een bonsai zit te staren dan dat je een fikse boswandeling maakt. Een goede roman hoeft niet noodzakelijk ergens over te gaan of veel plot hebben, ik ben wel fan van boeken die een detail zo kunnen uitpuren en daar bladzijden lang over kunnen blijven gaan (bv. Knausgard). Maar in Sneeuwland botste ik toch een beetje op mijn (Westerse) grenzen. Het boekje kabbelt zo rustig voort dat bij het lezen zowel de tijd als mijn hersenen leken stil te staan.
Bovendien had ik nog nooit eerder een Japanse roman gelezen. De wereld van geisha’s en Japanse tradities en gewoontes is nogal moeilijk te volgen zonder voorkennis. En ik vermoed dat de kracht van het boek net in het al-dan-niet volgen van al die ongeschreven wetten ligt. Maar ik zag het niet en ik begreep het niet. Twee goede voorbeelden hiervan zijn de relatie van Komako met “een andere man” en die van Yoko met haar stervende man. Telkens als hiernaar verwezen werd, kroop er een onderhuidse spanning in het verhaal. Maar de echte betekenis en traditie achter Japanse huwelijken en geisha’s en hun klanten ontgingen me als Westerse lezer. Meer zelfs, als je het boekje vlug doorbladert dan is Shimamura in feite maar een afstandelijk flauw ventje en Komako een oppervlakkig wicht.
Mocht ik nu eerst een cursus Japanse geschiedenis hebben gevolgd, dan had ik dit boek waarschijnlijk beter begrepen en liever gelezen. Nu werd het een gevecht met een tekst waarin ik de finesses niet echt kon vatten.
- Favoriete personage: Yoko
- Quote: Shimamura leidde een leven van nietsdoen. Vaak benauwde hem het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke van zijn levenswijze en dan trok hij die bergen in om zichzelf te hervinden.