De vergaderingen van het Genootschap van het Genot van het Boek staan wijd en zijd bekend als een orgie van intellectualistische praat, overgoten met liters alcohol en de meest verfijnde en op het betreffende leesvoer toepasselijke, doch immer op legale wijze verkrijgbare versnaperingen. Helaas, tijdens de laatste vergadering leden de Leden van het Genootschap honger. Ze kregen nog net een glaasje water voorgeschoteld, en ternauwernood een stokje om op te knabbelen.
Het Genootschap van het Genot van het Boek las immers Honger van Knut Hamsun, Nobelprijswinnaar in 1920. Hamsun is de grootste Noorse schrijver ooit (Honger wordt beschouwd als de eerste psychologische roman en het begin van de literaire 20ste eeuw), maar hij collaboreerde zwaar met de nazi’s waardoor Noorwegen tot op vandaag worstelt met wat het met deze schrijver moet aanvangen. Je kunt een behoorlijke boom opzetten over het feit of je de kunst van de kunstenaar kan of mag of moet scheiden, maar voor een dergelijke zware discussie knorden de magen van het Genootschap te hard.
In Honger probeert de verteller, een geschoolde jongeman, in Kristiania/Oslo de eindjes aan elkaar te knopen, voornamelijk door zijn schrijfsels te verpatsen aan de lokale kranten. Dat lukt niet zo goed, waardoor de roman een rauwe en verbijsterende inkijk levert in wat armoede en honger met een mens doen. Het hoofdpersonage fascineerde het Genootschap. Net zoals in Het museum van de onschuld is het opnieuw een tragische figuur. De verteller zit opgesloten in zijn trots en vast in zijn eigen gedachten, waardoor hij op kafkaiaanse wijze onvermijdelijk in de problemen komt en honger lijdt. De leden van het Genootschap zochten een boek lang het antwoord op de vraag “is het de honger of eerder de persoonlijkheid van het hoofdpersonage zelf die ervoor zorgt dat hij geen hulp wilt of zoekt.”
Honger was voor het merendeel van de leden geen makkelijke opdracht. Het boek leest traag, niet zozeer door de moeilijke woorden, maar door de introverte stijl. Bovendien is het raadzaam de hoeveelheden tenenkrommende miserie in kleine dosissen binnen te nemen. Het Nieuwste Lid vond het niet allemaal honger en waanzin, want het was aandoenlijk te lezen hoeveel hulp het hoofdpersonage aangeboden kreeg. Dat de verteller er niet zoveel mee deed is voor rekening van hemzelf (het personage, niet het Nieuwste Lid).
“Hij doet me op een vreemde manier denken aan Mr. Bean”, merkte Het Nieuwste Lid ook op, ondertussen starend naar het glaasje kraanwater waar er eigenlijk 2 lege glazen wijn en een halve fles whiskey had moeten staan. En dat is eigenlijk wel een passende vergelijking. Rowan Atkinson beschreef Bean ooit als “… essentially a child trapped in the body of a man.” De verteller maakt telkens weer dezelfde fout en blijft hopen dat het goed zal komen, zoals een peuter koppig kan blijven proberen de vierkante blok in de cirkel te duwen. En net zoals je toch gefascineerd naar Bean blijft kijken, ook al is het vaak over the top, zo blijf je ook in deze indrukwekkende roman lezen.
Het Genootschap van Genot van het Boek keerde met knorrende maag en knarsende tanden terug huiswaarts, desalniettemin gingen de Leden perfect voldaan naar huis.