Luigi Pirandello, Nobelprijswinnaar in 1934, schreef talloze toneelstukken, vele kortverhalen en een rits romans, waarvan Wijlen Mattia Pascal met recht en rede de meest bekende is.
De Mattia Pascal uit de titel zit door zijn eigen onkunde en die van zijn familie in de schulden. Hij hokt samen met zijn liefdeloze vrouw en feeks van een schoonmoeder en werkt voor een karig loon in de dorpsbibliotheek. Niemand leent er ooit een boek, zijn voornaamste taak is het vangen van de ratten. Mattia Pascal besluit te vluchten uit deze verstikkende wereld. Op de terugweg van dit plezierreisje leest hij in de lokale krant dat hij zelfmoord heeft gepleegd en dat zijn vrouw en schoonmoeder het lijk hebben geïdentificeerd. Bevrijd van deze twee hellevegen en andere schuldeisers, besluit hij te herrijzen als Adriano Meis. Met hetzelfde schele oog, maar zonder baard en met lange haren.
Wijlen Mattia Pascal is een aanrader. De bizarre plot is spannend en intelligent, ze smeekt om een dure netflixbewerking, en drijft het boek vooruit. Mattia Pascal is een amusante en sympathieke ik-verteller die je zonder enige moeite meetrekt in zijn avontuur van zwarte humor en onversneden Italiaans drama.
Een van de hoofdthema’s in het werk van Pirandello is identiteit en ook in dit boek speelt het de hoofdrol. Wie is Mattia Pascal? Is hij degene die in Rome rond dwaalt als Adriano Meis of toch degene die in het graf ligt? Als hij aan zijn eigen graf staat, herdenkt hij dan zichzelf of degene die daar ligt? Is hij nog getrouwd met zijn vrouw als hij terugkeert als de nog levende Mattia Pascal? Is hij nog getrouwd met zijn vrouw als zij denkt dat hij dood is? Wie is Adriano Meis? Wie was zijn grootvader? En als hij zijn haar laat groeien en zijn baard afscheert, is hij dan niet meer Mattia Pascal, maar wel Adriano Meis? Kan Adriano Meis wel trouwen met Adriana Paleari als Adriano Meis? En zo gaat het het hele boek op amusante wijze lang.
De enige manier waarop je merkt dat het boek uit 1902 stamt, zijn de uitweidingen over Theosofie en Mysticisme, die in Wijlen Mattia Pascal belichaamd worden door Paleari, de Romeinse huurbaas van Adriano Meis. Theosofie was een zweverige esoterische religieuze beweging die vooral eind 19de eeuw in opgang was. Paleari is een grote believer van deze theorieën en ook een van de sleutelscènes speelt zich af tijdens een seance. Dik honderd jaar later komen deze uitweidingen een tikkeltje ouderwets en ver gezocht over.
Maar dat is eigenlijk maar een detail in een voor de rest zeer vlot en sympathiek boek over (sociale) identiteit.
Lievelingspersnage: Signorina Caporale
Quote: Ik kon aan de lijve ondervinden dat de mens, wanneer hij lijdt, zich een geheel eigen beeld vormt van goed en kwaad, dat wil zeggen van het goed dat de anderen hem behoren te doen en waar hij aanspraak op maakt alsof hij aan zijn narigheden het recht op compensatie zou ontlenen; en van het kwaad dat hij de anderen kan doen, alsof hij daar naar evenredigheid van zijn eigen lijden toe gerechtigd zou zijn. En wanneer de anderen hem niet goed doen alsof het hun plicht is, beschuldigt hij hen, terwijl hij voor al het kwaad dat hij bedrijft alsof het zijn recht is, makkelijk verontschuldigingen vindt.