Mijn boeken liggen verspreid door het hele huis. Er ligt er eentje op het toilet beneden, op het toilet boven en nog ook eentje in de slaapkamer. Het boek dat ik met mijn oudste of mijn jongste lees, ligt op het nachttafeltje.
Die boeken hebben allemaal hun vaste plaats en verplaatsen zich niet. De uitzondering is mijn hoofdboek waar ik elke avond in lees tot ik in slaap val (gemiddeld vijf minuten), en dat ook wel eens mee mag op de trein, naar de dokter of op vakantie. Mijn hoofdboeken zijn vaak de al dan niet dikke romans van het Genootschap of de Nobelprijswinnaars.
Maar over deze boeken wilde ik het nu niet hebben. Eerder over mijn toiletboeken. In het toilet beneden ligt al meer dan twee jaar Geluk 2.0, waar ik af en toe een artikeltje in lees. Het toilet beneden heeft als aantrekkingskracht dat je geen trap op moet. Het toilet boven, daarvoor moet je dus de trap op.
Tegenwoordig loop ik, waar ik ook in huis ben, altijd naar boven als ik zonodig moet. Daar ligt namelijk Code op mij te wachten. Een fascinerend boek. Code beschrijft in eenvoudige en makkelijk te volgen taal hoe een computer werkt. Charles Petzold, die vooral bekend is van zijn programmeursboeken, begint met morse code, telt vervolgens met bits en eindigt met een volledig functionele PC.
Code heeft geen enkel praktisch nut. Niet voor programmeurs en nog minder voor iemand die iets over computers wil leren. Code kan je het best vergelijken met een boeiende uiteenzetting over de werking van oude Zwitserse zakhorloges. Code gaat vooral over de liefde voor techniek en de bewondering van hoe zoiets simpel als een 0 en een 1 kan uitgroeien tot een piepklein dingetje waar we ’s morgens als eerste naar grijpen.
En nu moet u mij excuseren, van al dat gepraat over toiletten moet ik gaan verder lezen in Code